P. G. Emabor en de Schotse Schotten

 

De Heenreis

Nu ff een serieus tekstje over Schotland, dat van die mier bleek namelijk net niet informatief genoeg... Oké, ff denken hoor, Schotland... Tja als je al een beetje op deze pagina hebt rondgekeken dan weet je als het goed is al iets van P. G. Emabor af, deze naam is overigens verzonnen tijdens de voorbereidingen van de reis ergens in februari ongeveer geloof ik. We waren eerst van plan om een bankrekening onder die te openen, omdat we vonden dat de rekening van de hele groep was, maar omdat niemand een paspoort of ander identiteitsbewijs kon tonen waar op stond dat hij ook werkelijk P. G. Emabor heette en een vals paspoort toch al gauw 10.000 gulden kost en dat weer net niet in het budget viel hebben we uiteindelijk de rekening maar op Ruud’s (Ramakers) en mijn naam afgesloten. De naam bleef dus wel gehandhaafd, als een boegbeeld wijzend naar alle avonturen die we nog zouden beleven. (oké, dat ligt er een beetje dik bovenop, zoveel avontuur hebben we nu ook weer niet mee gemaakt, maar ja, laten we het maar dichterlijke vrijheid noemen...) Ik kan me de dag dat we vertrokken niet meer helemaal herinneren, ik geloof dat het een zaterdag was. We gingen eerst met de trein naar de hoofdstad, daar moesten we nog een uurtje of twee wachten op de bus naar Scheveningen, deze tijd hebben we lekker doorgebracht in een café dat heel erg gemakkelijk en ook erg aanlokkelijk vlak naast het bus-ophaalpunt lag, de eerste pub was een feit. Na een aantal zeer aangename momenten kwam de bus die ons naar IJmuiden moest brengen, daar stapten we op de boot naar Engeland. Het instappen begon al goed, we werden door de bewaking nog net niet “ge-stripsearched”, de drugssnuif hond kwam meerdere malen langs ons en onze bagage, maar ja wat wil je als je met drie langharige Nederlandse jongens naar Groot Brittannië gaat. We kwamen dus gelukkig wel heelhuids door de drugstest heen, om op de boot onze stoelen te vinden, onze spullen te dumpen, twee treeën bier te kopen en op het dek te gaan zitten ‘levensgenieten”. Later op de avond werden we geloof ik ook nog vergezeld door een groep Duitse meiden ook van een scouting groep, en nog later heb ik geloof ik met een conciërge uit Glasgow zitten gitaarspelen, maar het is allemaal niet al te helder meer. Die nacht hebben we buiten op het dek geslapen, totdat we zo rond zes uur ‘s ochtends werden gewekt door een matroos die bijzonder onsubtiel het dek kwam schoonspuiten. De eerste ochtend begon dus al typisch, moe en met een flinke kater. In Engeland aangekomen, Newcastle om precies te zijn, hebben we eerst grondig ontbeten, met sandwiches die de rest van de trip niet meer overtroffen werden, en de twee mooiste serveersters in Engeland. De café-baas werd ook flink nerveus toen hij die zes uitgehongerde jongens met water in de mond naar zijn twee dochters zag kijken. Daarna zijn we op de trein gestapt, naar Edinbrough, waar we nog een flink stuk hebben moeten lopen naar een camping met bijzonder mooi sanitair. (heb ik persoonlijk gecheckt...)

 

De West Highland Way

De tweede dag van onze Keltische odyssee zijn we per trein naar Glasgow gegaan waar we informatieboekjes en een kaartje kochten van de West Highland Way, het wandelpad dat we hadden besloten te volgen. De WHW loopt van Glasgow in het zuiden van Schotland naar Ford William dat ongeveer ter hoogte van Loch Ness ligt, het pad is 136 kilometer lang. In Glasgow hebben we nog een stel Hamburgers gegeten (“Beltbuster menu”) die de rest van de reis niet meer overtroffen zijn, damn wat waren die groot en lekker! Dezelfde dag nog zijn we weer op de trein gestapt naar een plaatsje (geen idee meer hoe het heet) ongeveer halverwege de West Highland Way, we hadden namelijk uitgerekend dat we niet genoeg tijd zouden hebben om en de WHW te lopen en ook nog naar Loch Ness te gaan, en we wilden Nessie toch niet missen. Na voorlopig de laatste treinreis kwamen we aan het dorpje waar we meteen de local pub opzochten, het was inmiddels al donker geworden en we hadden toch een kampplaats nodig. We dachten heel eenvoudig in de pub een paar pilsjes te bestellen en tussen neus en lippen door naar een kampplaats te vragen, zoals we dat Arno en Alex al tientallen keren hadden zien doen, maar het vinden van een kampplaats bleek toch wat moeilijker dan we dachten. Van de duidelijk vreselijk overdreven scouting verhalen hadden we begrepen dat de Schotten ons en masse zouden uitnodigen om te komen logeren in de achtertuin, maar de barman in de pub die wij hadden uitgezocht verwees ons naar een klein moerassig, vies veldje langs het wandelpad, shit, verkeerde pub uitgezocht. Omdat het veldje zo klein was konden we maar twee tenten opzetten en moesten we dus met drie man per tent liggen, en alsof dat niet al erg genoeg was ging ik die nacht ook nog eens per ongeluk op mijn gitaar zitten waardoor het instrument de rest van de reis onbruikbaar werd en ik het voor niks mee moest slepen. De volgende ochtend, geen kater wel regen, heel veel regen, na 48 uur in Groot Brittannië was letterlijk alles drijfnat. Maar onze helden lieten zich niet door wat vocht uit het veld slaan, de tenten werden afgebroken, de tassen werden gepakt en er werd een begin gemaakt aan de eerste echte dagtocht, geen idee meer waarheen echter. Oh ja, wacht, het komt weer langzaam terug, we liepen naar een ander dorpje, waar het ook regende en ook met een pub (met Grolsch van de tap), maar wel met een camping. Ja ja, daar heb je veel aan, niet zeuren, Korsakof eist nu eenmaal zijn tol. Op de camping hadden we gelukkig wel genoeg plaats om alle tenten op te zetten (we waren bijna de enige gasten) en die avond zijn we gezellig de pub in gegaan om lekker te genieten van wat Nederland in Schotland, Grolsch. De ochtend daarop zijn we weer verder getrokken, we moesten een flink stuk lopen want de komende 40 kilometer zou er geen beschaving meer te vinden zijn en we wilden dat stuk toch wel in twee dagen overbruggen, zodat we niet zonder voedsel en water terecht zouden komen. Een dikke 20 kilometer zullen we hebben gelopen om letterlijk in the middle of nowhere onze tenten op te zetten, dit was de mooiste kampplaats van de hele trip. We stonden aan de voet van een berg met op de top eeuwige sneeuw, en met aan de andere kant en schitterend mooi uitzicht over kilometers heide, groen en zacht golvend. Deze plek was te idyllisch om waar te zijn, hij was dan ook lang niet zo idyllisch bleek om een uur of acht. Om acht uur kwamen namelijk de midges, kleine mugjes die voor zover ik weet alleen in Groot Brittannië voorkomen, en gelukkig maar want het zijn flink irritante beestjes. Als ze je steken dan krijg je een klein rood vlekje, dat valt op zich best mee, het probleem is dat midges met duizenden tegelijk steken, als je na acht uur buiten kwam waren na een paar seconden je armen en benen helemaal zwart van de beesten. En jeuken dat dat doet! Die avond hebben we met zijn vijven in een tent gekookt en ‘s avonds bijeen gezeten, met maar twee blikken bier (alleen Thomas had de tegenwoordigheid van geest gehad om wat bier in te slaan), maar het was toch erg gezellig. Walter lag die avond helaas al vroeg te slapen, hij had vlak voor de vakantie een keelontsteking opgelopen en ging elke dag na het lopen al om een uur of zes slapen. ‘s Ochtend stond hij om zes uur á half zeven helemaal uitgeslapen op om met zijn avondeten te ontbijten, het kwam ook wel voor dat hij besloot mij wakker te maken (ik lag dan net enkele uren te slapen) omdat de zonsopgang zo mooi was, leuk.... De volgende ochtend hebben we vroeg afgebroken om weer verder te lopen, we moesten die dag een flink stuk lopen, over een nogal venijnige bergpas, genaamd “The Devil’s Staircase” , de naam zegt denk ik al genoeg. Branco voelde zich die ochtend ook al ziek, we hadden de vorige dag misschien net wat veel hooi op de vork genomen. We begonnen toch aan de dagtocht, we konden nu eenmaal niet blijven. Na een kilometer op vijf te hebben gelopen kwamen we aan bij een restaurant dat was gebouwd naast een stoeltjeslift tegen de berg waar we de vorige dag zo’n mooi uitzicht op hadden. In dit restaurant hebben we gepauzeerd, en lekker wat gegeten. Sandwiches die de rest van de reis niet meer overtroffen werden, damn wat waren die lekker. In het restaurant konden we anti-midge spul kopen, gelukkig want we waren de vorige avond levend leeggezogen door de beesten. In het restaurant werd ook besloten dat we zouden opsplitsen, Branco die zich erg ziek voelde en ik zouden met de bus naar de volgende kampplaats gaan en de rest zou het gewone voetpad volgen, over de Devil’s Staircase. Uiteindelijk hebben Branco en ik gelift naar de volgende kampplaats in een dorpje genaamd Glencoe. De anderen hebben dus het gewone voetpad gevolgd, hoe dat precies was mag ik niets over zeggen want ik was er niet bij, maar het schijnt flink zwaar te zijn geweest. Het stortregende namelijk enorm en de Devil’s Staircase bestaat uit allemaal hele kleine glibberige treetjes. In Glencoe hebben Branco en ik omdat wij niet zo vreselijk hadden moeten lijden als de anderen dan ook ingekocht, de tenten opgezet, gekookt en afgewassen. Ik vind het wel jammer dat ik de Devil’s Staircase niet heb kunnen bedwingen, maar de volgende keer dat we in Schotland zijn zal hij vallen aan mijn voet, ik zal hem ook temmen. Die avond hebben we in een pub gehangen, maar erg laat is het niet geworden, we zijn vroeg gaan slapen, want de dag was zwaar geweest en de volgende dag hadden we weer een flink lange dagtocht voor de boeg, de laatste dagtocht van de WHW, naar Fort William. Die ochtend voelde Branco zich prima, het was Walter die nu ziek was. De Devil’s Staircase en het weer in combinatie met Walter’s keelontsteking hadden zich die nacht flink gewroken en hij was in geen conditie om verder te trekken. We besloten om op te splitsen, Roel en Walter bleven op de camping in Glencoe om de volgende dag als Walter een beetje was opgeknapt verder te gaan en Thomas, Ruud, Branco en ik zouden verder lopen. Achteraf gezien moet ik zeggen dat ik dit helemaal geen verstandige beslissing vind, het is nooit slim om een groep op te splitsen en mensen achter te laten, maar toen leek het de beste oplossing. De camping in Glencoe was niet heel veel soeps, het was drassig en nat, en het bleef maar regenen, als we waren gebleven waren we waarschijnlijk allemaal ziek geworden. Wij liepen dus door. De dagtocht was ook weer een heel erg mooie, iedere tocht was tot dan toe schitterend mooi geweest, het woeste schotse landschap is echt een genot om doorheen te trekken, zelfs als je onophoudelijk word getijsterd door midges en heel erg veel regen. Het einde van deze laatste dagtocht en het einde van de WHW, Fort William, was een ware oase. Een middelgrote stad met mooie campings, mooie winkels, een MacDonalds en het hield zelfs op met regenen tijdens de laatste tocht, het hield waarempel op met regenen. We kwamen meteen aan het begin van Fort William een camping tegen en omdat we kapot waren van het lopen hebben we van deze camping maar meteen onze campplaats gemaakt, ondank dat deze camping eigenlijk enigszins buiten het budget viel. Zelfs Branco klaagde hier echter niet over, de luxe was te lekker om over geld te gaan zeuren. Die eerste avond in Fort William hebben we ook niet veel meer gedaan, we hebben wat buiten gehangen (het was eindelijk droog) totdat we door de midges onze tenten in werden gejaagd, we zijn flink vroeg gaan slapen. De middag daarna kwamen Walter en Roel, de twee verloren schapen ook aan, we waren weer compleet. Ruud en Thomas hebben die middag al de hoogste top van Groot Brittannië, de Ben Nevis bedwongen, Branco, Walter, Roel en ik hadden daar die middag niet zo’n zin in. Later die dag hebben we met zijn allen met een kaart eens zitten kijken hoe we nu verder zouden gaan, nu we aan het einde van de WHW waren beland. Er werd besloten dat we nog een dag zouden uitrusten en de dag daarna met de bus naar een plaatsje aan het uiteinde van Loch Ness, genaamd Invermorriston te gaan om daarvandaan langs Loch Ness van de ene kant van Schotland naar de andere te lopen. Het eindpunt van de reis zou Inverness zijn, een stad aan het oostelijkste puntje van Loch Ness, van daar zouden we weer terug gaan naar Newcastle om van daar weer via IJmuiden en Amsterdam naar Sittard te gaan. Maar eerst zouden we nog lekker een dagje rusten en genieten van alles dat Fort William te bieden had, en dat was alles dat een mens nodig heeft. Een lekker park midden in de stad, een goeie kebab-tent vlak bij dat park, heel erg veel esthetisch zeer aangename jonge dames en last but not least: een echte Engelse Pub met Hoegaarden witbier van de tab! Het spreekt voor zich dat we ons in Fort William prima hebben vermaakt.

 

Loch Ness

Na flink te hebben uitgerust ging onze reis weer verder, we gingen met de bus naar Invermorriston. De reis duurde ongeveer een uur geloof ik, maar ik weet niet meer helemaal. Het was in elk geval fijn reizen, het weer was namelijk volledig omgeslagen. De eerste week hadden we niets anders dan regen gezien, en nu was vijfentwintig graden en de zon brandde tijdens het lopen flink op onze hoofden. De eerste week riep iedere Schot die we tegen kwamen dat het de natste zomer in jaren was, de tweede week was het in een keer de warmste zomer ooit. Hoe de statistieken ook waren, het weer was prima en toen we aan waren gekomen in Invermorriston waren we enthousiast om weer te gaan lopen. We kochten in een kiosk twee landkaarten van het gebied ten noorden van Loch Ness en we belden bij het eerste huis dat we zagen aan voor wat schoon water. Zo begonnen we aan het tweede deel van de reis. Na een dag lopen besloten we kamp op te slaan op een stukje weide en stuk van de weg aan de oever van het Loch. We zetten de tenten op, kookten, aten, wasten af, legde een kampvuur aan en zagen toen pas dat we niet alleen stonden op het veldje. Er kampeerde ook een Japanse jongeman van onze leeftijd, die met de fiets door Schotland trok. Hij was vanuit Japan helemaal over land onder anderen met de trans Siberië expres naar Europa gereisd om hier zomaar ff een hele dure fiets, een hele dure tent te kopen en wat rond te trekken. We nodigden hem uit om ook bij het kampvuur te komen zitten en het werd nog een gezellige avond. De volgende dag pakten we weer onze troep bijeen om verder te lopen. We hadden de vorige dag langs een redelijk drukke weg gelopen en dat was niet erg bevallen dus besloten we over een bospad te lopen dat een stuk hoger lag dan de drukke weg tegen de wand van het dal dat Loch Ness in duizenden jaren heeft uitgesleten. Op de kaart stond dit pad aangegeven als een fietsroute, maar ik vraag me af met wat voor een fiets men die route dan zou moeten fietsen want wij hadden te voet al af en toe problemen met het vaak bijzonder slecht begaanbare pad. Het uitzicht was echter betoverend, we kregen een heel ander gezicht van Schotland te zien daar langs Loch Ness dan de eerste week. Zagen we eerst alleen de donker grijze wolken en de imposante, maar dreigende bergen en dalen van de Highlands, nu zagen we een groen glooiend landschap met in de diepte een azuurblauw Loch Ness dat schitterde in de zon. Nessie hebben we overigens niet meer gezien deze reis, jammer want dat was toch wel een beetje een van de redenen dat we naar Loch Ness gingen. Wat we wel hebben gezien is de enorme, gigantische hype die is gevormd rondom het “monster” dat in het meer zou leven. Er is geen winkel waar je niet Nessie t-shirts, Nessie petten, Nessie buttons, of Nessie knuffelberen kunt kopen, of het “monster” nu bestaat of niet, de hele mythe heeft de plaatselijke bevolking beslist geen windeieren gelegd. Nadat we dit “fietspad” een hele dag hadden gevolgd vonden we het wel goed geweest voor de dag en we besloten kamp op te zetten. Op de kaart stond een kasteel; aangegeven en we namen aan dat er bij dat kasteel ook wel en giftshop zou zijn waar we eventueel wat chips en bier zouden kunnen kopen voor de avond, maar dat bleek tegen te vallen. Van het kasteel hebben we niet meer gezien dan een ommuurd gebied met een poort, er waren geen toeristen en dus ook geen giftshops, wij hadden de enige bewoonde plaats aan Loch Ness gevonden zonder Nessie prullen, shit! We maakten ons op voor weer een nacht wild kamperen. Deze keer stonden we midden in een bos, met alle insecten en andere bosbeesten die daarbij horen, toch was dit wederom een erg mooie kampplaats. Wild kamperen in overigens geen enkel probleem in Schotland, het is officieel wel verboden, maar het wordt oogluikend toegestaan, Schotland staat immers bekend als een backpackers heaven en al die backpackers brengen veel geld met zich mee. We hebben die avond gekookt met water dat we die middag uit een snelstromend beekje hadden gevist, ik was niet helemaal gerust op, maar we hadden nu eenmaal geen ander water meer dus er zat niks anders op. We hadden het water die middag ook al gedronken en daar hadden we ook nog geen last van gehad, die last moest nog komen, en we hadden ook nog helemaal geen wc-papier meer! Die avond hebben we het ook niet echt laat gemaakt, we hebben wat in een tent gehangen en wat magic gespeeld, maar we waren allemaal moe en we zijn vroeg gaan slapen. Die ochtend daarna zijn we flink vroeg vertrokken, het was namelijk al enkele dagen behoorlijk warm en deze dag leek niet te gaan verschillen van de voorgaande dagen. De tocht die dag leidde ons weer richting beschaving, we kwamen aan het einde van die dag aan in een stadje genaamd Drumnadrochit, zo ongeveer halverwege Loch Ness. In Drumnadrochit hebben we ook weer een lekkere camping gevonden, bij een manege waar toevallig net een concours werd gehouden en het stikte van de Nederlanders, gezellig hoor, daarvoor ga je naar Schotland. Drumnadrochit is een stadje dat helemaal is overgenomen door de toeristen, er is niets anders dan pubjes en giftshop, die allemaal dezelfde troep verkopen, maar ja, dat maakt het wel gezellig. In Drumnadrochit op het terras hebben we besloten om onze reis niet als gepland voort te zetten, het was gewoon te warm om nog lekker te lopen. We besloten om de volgende dag met de bus terug te gaan naar Fort William om daar de laatste dagen van onze reis lekker in rust door te brengen, genietend van het heerlijke weer dat niet zo heel erg vaak voorkomt in Schotland.

 

Fort William

Aangekomen in Fort William moesten we weer een camping vinden om kamp op te kunnen slaan, maar de camping waar we de eerste keer in Ford William hadden gestaan was nu toch wel wat duur, de reis had namelijk al best wat gekost (en dan met name het vorige verblijf in Fort William). Zo kwamen we terecht bij de coolste camping in Schotland. We hadden deze camping al zijn liggen toen we de eerste keer in Fort William waren, en nu besloten we er eens naar toe te gaan, want hij was beslist goedkoper dan de camping waar we de vorige keer hadden gestaan. De camping als het zo genoemd mag worden bestond uit de achtertuin van een huis (het huis was al ingenomen door de bank en stond te koop), een wc en een wasbak, en verder niks. We kwamen de camping oplopen, maar we konden niks vinden dat ook maar leek op een incheckbalie, verder was het er een grote puinhoop. Er stonden auto’s, motoren, een heleboel tenten, een oude afgeneukte caravan zonder banden, een partytent met een heleboel langharige, halfnaakte kerels die een flink rokend kampvuur hadden gemaakt en dat allemaal door elkaar alsof het er neergezet was door een orkaan, een gemiddeld vluchtelingenkamp in Ruanda leek er sjiek bij.... Na een kwartiertje vruchteloos te hebben rondgelopen werden we gewenkt door een dikke kale man die voor een bungalowtent zat omringd met lege wijnflessen en bierkratten. Hij bleek de eigenaar van het zooitje te zijn en hij bood ons een plaats aan op de camping, voor vijf pond (da’s een kleine twintig gulden voor zes man met drie tenten voor onbeperkte tijd...), toen we betaald hadden zei hij de onvergetelijke woorden: “Okay, put up your tents anywhere and have a party”, daarmee vatte hij geloof ik zijn hele levensfilosofie in een zin samen. Door deze goedkope kampgelegenheid bleef er dus geld over voor andere zaken, dus gingen we zo snel mogelijk de stad in om dat geld op te maken. De kroegbaas van de eerdergenoemde pub met Hoegaarden kreeg spontaan een brede glimlach op zijn mond toen hij ons weer zag binnenkomen, hij had de Hoegaarden tap namelijk twee weken van te voren laten installeren en de local’s die liever hun eigen bekende ale dronken moesten er niets van hebben. Wij aan de andere kant jaagden de pitchers (twee liter vaas) met witbier er op een hoog tempo doorheen. Op een avond hebben Ruud, Thomas en ik voor een dikke 400 gulden op een avond opgezopen. Een pitcher kostte zo’n 25, dus reken maar uit hoe zat we waren, ik zal je een hint geven, we waren behoorlijk teut! Toen we die avond weer terug kwamen op de camping werden we ook nog uitgenodigd om bij de jonge dame die naast ons met een caravan stond lekker nog een paar glaasjes whisky te drinken, maar dat konden we helaas echt niet meer hebben. De dag daarna hebben Roel, Walter, Branco en ik dan ook maar de Ben Nevis beklommen, we konden het niet hebben dat Ruud en Thomas als enige het t-shirt mochten dragen met de tekst: “Ben there done that”. De dagen daarna zijn we nog naar een Highlands festival gegaan dat vlak buiten de stad werd gehouden, er werden boomstammen gegooid, kilts gedragen en pint’s of beer gedronken, Schotser kun je het niet krijgen, en we hebben wat in het park gehangen. 

 

De Terugreis

We hebben het geweldig naar onze zin gehad in Fort William, maar helaas kwam toch het moment dat we moesten vertrekken, de kroegbaas van onze stam-pub kreeg bijna tranen in zijn ogen toen we voor de laatste keer een pilsje kwamen drinken. Toen ik hem op de wc tegenkwam en hem complementeerde met zijn erg relaxte café zijn hij: “Good, tell all your friends”, dus bij deze... Na dit ontroerende afscheid namen we de trein terug naar Newcastle om daar de Boot te nemen naar IJmuiden. Tijdens de terugweg is er eigenlijk niets interessants meer gebeurd, we waren allemaal te moe en te blut om interessante dingen te doen. Bij de douane kregen we een nog een strengere behandeling dan toen we Engeland in wilden, we werden uit de rij gehaald, onze tassen werden doorzocht, en we werden zorgvuldig ondervraagd. Of we geen drugs bij ons hadden, of we onze tassen onbeheerd hadden laten staan, enzo, wie heeft er al eens gehoord van iemand die drugs van Engeland naar Nederland wil smokkelen?! Dat is net zoiets als water naar de zee dragen! Anyway, we kwamen door de test heen en we gingen weer vrolijk aan boord, ‘s nachts hebben we gewoon binnen geslapen, en omdat er geen geld meer was voor bier hebben we het ook niet meer erg laat gemaakt. Vanuit IJmuiden gingen we naar Amsterdam, daar zijn we nog ff bij een Mac gaan eten, en daarna zijn we op de trein gestapt naar Sittard. Daar aangekomen zijn Ruud en ik nog naar Nieuwstadt gelopen waar ik zoals gewoonlijk het huis leeg aantrof, gezellig. Het bleek dat mijn ouders op vakantie waren gegaan, en waarheen? Geen idee...

 

Zo dat was het verhaal van P. G. Emabor en de Schotse Schotten. Eigenlijk is dit maar een fractie van het verhaal, er is nog zo vreselijk veel meer gebeurd, mensen die we zijn tegengekomen, dingen die we hebben gezien tijdens die twee weken, maar het verslag wordt al wat lang dus die moeten jullie daar maar naar vragen aan een van de overlevenden van deze reis. Bovendien moeten we ook nog altijd iets te vertellen hebben, als jullie alles al weten dan worden onze verhalen ook zo saai. Schotland is in elk geval een prachtig land om rond te trekken, met een boeiende cultuur, goede cuisine, veel bier en whisky, en heel erg vriendelijke mensen. Ik hoop dat de reis naar Wales dit jaar net zo cool wordt als deze reis was, ik ben ervan overtuigd dat P. G. Emabor dit jaar ook heel erg veel plezier zal hebben, trekking is nu eenmaal de enige manier om echt te reizen. 

(Let wel: in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst)

 

GROETEN

BRUUD